Vanaf 1 april 2018 zijn leden van BTN en ActiZ gebonden aan de nieuwe loonschaal. Het artikel wordt zo snel mogelijk aangemeld bij het ministerie van SZW voor de algemeen verbindend verklaring. Dit proces duurt naar verwachting ongeveer acht weken. Medio mei wordt de nieuwe loonschaal ook van kracht voor niet-leden van BTN en ActiZ.

Aangepast tarief

Aanbieders en gemeenten moeten voor 1 januari 2019 afspraken maken over een aangepast tarief op basis van de nieuwe loonschaal. Dit is aan de orde als er sprake is van een ‘AMvB-plichtige’ gemeente.

De AMvB is van toepassing op nieuwe aanbestedingen en formele verlengingen van bestaande contracten die op of na 1 juni 2017 tot stand komen. Gedurende een beperkte periode kan er sprake zijn van verschillende regimes.

Terugwerkende kracht

Op dit moment is nog niet duidelijk of gemeenten de kosten van de hogere loonschaal met terugwerkende kracht tot 1 april 2018 moeten vergoeden. Op donderdag 22 maart vergadert de regiegroep AMvB reële kostprijzen. Daar staat de precieze uitleg van de invoering van de hogere loonschaal voor gemeenten op de agenda. De VNG plaatst daarna snel een bericht op de website met aanvullende informatie.

Financiële compensatie voor gemeenten

De VNG krijgt ook vragen over de financiële compensatie voor de extra kosten van de hogere loonschaal. Vanaf het moment dat in het najaar van 2017 bekend werd dat werkgevers en werknemers de nieuwe loonschaal voor huishoudelijke hulp wilden invoeren, heeft de VNG actief bij het Rijk gelobbyd voor financiële compensatie voor gemeenten in verband met de extra kosten voor gemeenten.

Uiteindelijk zijn hierover afspraken gemaakt in het kader van het Interbestuurlijk Programma (IBP) dat de VNG afsloot met het Rijk.

Afgesproken is dat gemeenten de extra kosten voor de hogere loonschaal betalen uit het accres. Er is afgesproken dat de voeding van het gemeentefonds gebaseerd wordt op het zogenoemde ‘brede begrotingskader’, dus inclusief de rijksuitgaven voor zorg en sociale zaken.
De bestaande afspraak over het meebewegen van het gemeentefonds met de rijksuitgaven (trap op trap af-principe) blijft in stand. Dat betekent dat gemeenten in de komende kabinetsperiode een groei van het gemeentefonds met € 5,4 miljard krijgen en dat meeruitgaven van het Rijk doorwerken in de omvang van het gemeentefonds. De VNG verwacht dat gemeenten de extra kosten uit deze groei kunnen finanieren.