Prof. mr. M. Scheltema heeft een advies uitgebracht waarin deze pleit voor een nieuwe vorm van geschilbeslechting binnen het sociaal domein. In die nieuwe vorm van geschilbeslechting krijgt de burger de mogelijkheid een geschil in zijn totaliteit aan de bestuursrechter voor te leggen. Met sociaal domein (of decentralisatie) wordt bedoeld: de Wmo 2015, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Jeugdwet.

De rijksoverheid heeft via een internetconsultatie de gelegenheid geboden om op het advies van Scheltema te reageren. Schulinck heeft op 31 oktober 2017 een reactie geplaatst. In het kort komt de reactie van Schulinck op het volgende neer.

Binnen de uitvoering van het sociaal domein is volgens Scheltema een integrale werkwijze in het leven geroepen. Die integrale uitvoering houdt in:

  1. Afstemming tussen de besluitvorming door het bestuursorgaan en de uitvoering ervan door een (private) uitvoeringsinstelling. De gemeente moet de kaders geven en de uitvoeringsinstelling maakt het kader concreet. Voorbeeld: de toekenning van huishoudelijke hulp op grond van de Wmo.
  2. Afstemming tussen de uitvoering van de Wmo 2015, de Participatiewet, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, en de Jeugdwet onderling.

Het is die integrale uitvoering die een integrale geschilbeslechting noodzakelijk zou maken.

Schulinck ziet dat anders. De reden die Scheltema geeft voor integrale geschilbeslechting, te weten: de integrale uitvoering, is helemaal niet zo’n valabele reden als het lijkt. De uitvoering (zie bovenstaande 2 punten) is namelijk helemaal niet zo integraal als Scheltema meent. Al met al geeft Scheltema onvoldoende onderbouwing voor de noodzaak van deze ingrijpende wijziging van de geschilbeslechting in het sociaal domein.