De rest van de groep niet-werkenden, bijna 3,8 miljoen, bestond uit mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 16 duizend per maand afgenomen. UWV registreerde eind augustus 278 duizend lopende WW-uitkeringen.

Werkloosheidsindicator

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In augustus waren er 353 duizend werklozen, dat komt neer op 3,9 procent van de beroepsbevolking.

UWV: 278 duizend WW-uitkeringen

Eind augustus verstrekte UWV 278 duizend WW-uitkeringen. Dat zijn er ruim duizend minder dan eind juli 2018. In vergelijking met augustus 2017 nam het aantal WW-uitkeringen met 84 duizend af (een afname van 23,2 procent). Eind augustus ontvingen 269 duizend personen één of meerdere WW-uitkeringen.

UWV: Instroom en uitstroom van WW-uitkeringen daalt

In de periode januari tot en met augustus 2018 werden er 230 duizend nieuwe uitkeringen verstrekt en 282 duizend WW-uitkeringen beëindigd. Dat komt neer op een afname van de instroom met 16,7 procent en een afname van de uitstroom met 13,6 procent in vergelijking met dezelfde periode in 2017.

Vooral de uitstroom uit werkloosheid neemt af

Sinds het begin van 2014 neemt het aantal werklozen af. De daling van de werkloosheid werd in 2018 steeds kleiner, en over de afgelopen drie maanden bleef het aantal werklozen gemiddeld gelijk. De verandering van het aantal werklozen is het saldo van vier verschillende stromen. Mensen kunnen werkloos worden doordat ze hun baan verliezen. Maar ook mensen die op zoek gaan naar werk, zoals schoolverlaters en herintreders, gaan tot de werklozen behoren. De groep werklozen wordt weer kleiner door mensen die werk vinden of de arbeidsmarkt verlaten.
Het aantal werklozen dat werk vindt is afgenomen. Ook verlaten minder werklozen de arbeidsmarkt. Daardoor is de uitstroom uit de werkloosheid vrijwel even groot als de instroom van nieuwe werklozen. Enerzijds zijn dat baanverliezers en anderzijds niet-werkenden die op zoek gaan naar werk.

Onbenut arbeidspotentieel

Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie). Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen volgens de ILO-indicator worden hiertoe nog andere groepen gerekend. Het gaat om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.

De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat de onderstaande figuur weergeeft is gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (april tot en met juni 2018). De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid volgens de ILO-definitie. Van 1,8 miljoen in het eerste kwartaal van 2014 daalde het aantal tot ruim 1,1 miljoen mensen in het tweede kwartaal van 2018. Ruim drie kwart is laag of middelbaar opgeleid. Meer daarover is te lezen in het nieuwsartikel over de samenstelling van het onbenut arbeidspotentieel dat zaterdag 22 september verschijnt.