In het eerste kwartaal van 2018 waren, gecorrigeerd voor seizoeninvloeden, 104 duizend jongeren van 15 tot 25 jaar werkloos. Dat is 7,2 procent van de jonge beroepsbevolking. In het eerste kwartaal van 2008 was dat 8,5 procent.

De werkloosheid ligt voor deze leeftijdsgroep altijd hoger dan voor de oudere beroepsbevolking. In het eerste kwartaal was het werkloosheidspercentage onder de 25- tot 75-jarige beroepsbevolking 3,5. Dat is nog steeds hoger dan net voor het uitbreken van de crisis.

Drie kwart werkloze jongeren volgt nog onderwijs

Van de werkloze jongeren volgt ruim drie kwart nog onderwijs. Zij zijn in de meeste gevallen op zoek naar een bijbaan. Het werkloosheidspercentage onder deze scholieren en studenten was 8,5 in het eerste kwartaal van 2018 (niet gecorrigeerd voor seizoeninvloeden). In hetzelfde kwartaal van 2008, net voor het uitbreken van de crisis, was dit percentage 9,6.
Van de jongeren in de beroepsbevolking die geen onderwijs volgen was in het eerste kwartaal 6,1 procent werkloos. Hiermee is de werkloosheid lager dan in het eerste kwartaal van 2008, toen nog 8,5 procent van de niet-onderwijsvolgende jonge beroepsbevolking werkloos was.

Jeugdwerkloosheid in Nederland relatief laag

In Nederland is de jeugdwerkloosheid relatief laag vergeleken met andere Europese landen. Alleen Duitsland en Tsjechië hadden in 2017 een lager percentage. Gemiddeld over alle EU-landen was sinds 2003 het niveau van de jeugdwerkloosheid het laagst in 2007. Toen was 15,5 procent van de jonge Europese beroepsbevolking werkloos. In dat jaar lag de jeugdwerkloosheid in Nederland lager dan die van Duitsland en Tsjechië. In deze beide landen daalde de werkloosheid onder jongeren sinds 2007 in verhouding echter sterker dan in Nederland. Ook in Hongarije en Polen nam de jeugdwerkloosheid relatief sterk af.

De jeugdwerkloosheid is het hoogst in de Zuid-Europese landen Griekenland, Spanje en Italië. In deze landen nam de werkloosheid relatief sterk toe ten opzichte van tien jaar geleden.