Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de inkomensongelijkheid. De inkomensverschillen tussen huishoudens met inkomen uit werk en uitkeringshuishoudens zijn namelijk relatief groot bij een hoog opleidingsniveau. De inkomensverschillen tussen werkenden en niet-werkenden zijn kleiner bij de laagopgeleiden, waardoor de inkomensongelijkheid bij hen naar verhouding laag is.

De inkomensongelijkheid binnen de drie onderscheiden opleidingsgroepen is redelijk stabiel tussen 2011 en 2016. De lichte opstuwing als gevolg van het fiscale voordeel van directeuren-grootaandeelhouders in 2014 is vooral zichtbaar bij huishoudens met een hoog opgeleide kostwinner. Directeuren-grootaandeelhouders zijn relatief vaak hoog opgeleid.

Herstel gemiddeld inkomen laagopgeleiden blijft achter

Het herstel van het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen na 2013 verliep bij huishoudens met een laagopgeleide hoofdkostwinner minder voorspoedig dan bij andere huishoudens: bij hen lag in 2016 het gemiddelde inkomen 4,6 procent hoger dan in 2013. Bij huishoudens met een middelbaar of hoogopgeleide hoofdkostwinner was dat respectievelijk 5,3 procent en 5,7 procent hoger. Steeds meer mensen vonden na de crisis (weer) een baan. Bij hoogopgeleiden betekent dat meestal een grotere vooruitgang in inkomen dan bij lager opgeleiden.