In voornoemde kamerbrief heeft de minister allereerst benadrukt dat het uitgangspunt van de regering is om binnen de EU regels rond sociale zekerheid te coördineren.

Bezwaren Nederland

Eind 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel ingediend tot wijziging van de coördinatieverordening. De minister heeft moeten concluderen dat het voorlopig akkoord nog steeds elementen bevat waar Nederland grote bezwaren tegen heeft. Deze bezwaren betreffen met name de verruiming van de mogelijkheden om een werkloosheidsuitkering te exporteren en de invoering van een “werklandbeginsel” voor mensen die in een andere lidstaat dan hun werkland wonen. Daarnaast is de minister van oordeel dat de Verordening zou moeten voorzien in een substantiële wachttijd voordat mensen hun buitenlandse arbeidsverleden zouden mmogen meenemen voor de beoordeling van de wekeneis in de WW.

Het is volgens de minister van groot belang dat de werkloosheidsuitkeringen worden verstrekt aan mensen die een band hebben met het land dat de uitkering verstrekt en dat de Europese regels bijdragen aan de werkhervattingskansen van mensen die van het vrije verkeer gebruik maken. Nu dit volgens de minister niet het geval is, bevatten de Europese exportregels  de verkeerde prikkels, aldus de minister.

Geen blokkademogelijkheid

Het blokkeren door Nederland van het voorstel tot wijziging van de coördinatieverordening, zoals in voornoemde motie wordt verzocht, is volgens de minister erg lastig. Op grond van artikel 48 van het VWEU kan een lidstaat verklaren dat een ontwerp van een wetgevingshandeling op het gebied van sociale zekerheid, zoals het onderhavige voorstel, afbreuk zou doen aan belangrijke aspecten van zijn sociale zekerheidsstelsel en verzoeken dat de aangelegenheid wordt voorgelegd aan de Europese Raad. De Minister acht het echter niet proportioneel om de hierboven omschreven noodremprocedure in te roepen. Hij vreest ook dat Nederland bij het inroepen van deze procedure misbruik verweten kan worden. Het huidige concept heeft invloed op het nationale sociale zekerheidsstelsel en ook op de financiële aspecten daarvan, maar één en ander is volgens het Kabinet niet dusdanig ernstig dat gesproken kan worden van afbreuk. Tot op heden is in Europees verband tot slot nog nooit een beroep op artikel 48VWEU gedaan.

Wat de minister wel kan doen

Op het moment dat het besluit onomkeerbaar zal zijn, zal minister Koolmees wel maatregelen nemen om de eventuele negatieve gevolgen ervan te beperken. De rol van het UWV zal bij de exportregeling zeer beperkt zijn. Nu het UWV op uitvoeringsniveau wel contact heeft met de buitenlandse zusterorganisaties, is de minister voornemens om meer samen te werken met de landen waar veel uitkeringen naar worden geëxporteerd. Hij zal in die samenwerking in het bijzonder zoeken naar mogelijkheden om de kansen op werkhervatting (en de controle hierop) te bevorderen.