Het percentage niet-werkenden met een uitkering dat aangaf niet te kunnen of willen werken, is met 9 procent het laagst onder mensen met een WW-uitkering. Van de niet-werkende bijstandsontvangers wil of kan 47 procent niet werken, van de niet-werkenden met een arbeidsongeschiktheidsuitkering is dit 79 procent.

Ziekte of arbeidsongeschiktheid

Ruim acht op de tien niet-werkende uitkeringsgerechtigden zeggen dat ziekte of arbeidsongeschiktheid de belangrijkste reden is om niet te willen of kunnen werken. Wat hierbij een rol speelt, is dat onder de niet-werkende uitkeringsontvangers veel mensen zijn met een arbeidsongeschiktheidsuitkering (516 duizend). In deze groep is ziekte of arbeidsongeschiktheid voor 90 procent van de personen de reden om niet te kunnen of willen werken. Maar ook voor 70 procent van de niet-werkende bijstandsontvangers is ziekte of arbeidsongeschiktheid de hoofdreden om niet te willen of kunnen werken. Onder niet-werkende WW’ers is dit 37 procent.

Werken met uitkering

Naast de 1,1 miljoen mensen met een uitkering die niet werkten, waren er 363 duizend mensen mét een uitkering die in 2016 wel werkten. Dit geldt voor 42 procent van de WW’ers, 14 procent van de bijstandsontvangers en 22 procent van de ontvangers van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit zijn bijvoorbeeld mensen die meerdere banen hebben en één baan kwijt zijn geraakt en daarvoor WW ontvangen. Ook kunnen mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn verklaard in deeltijd werken.