Taalbeheersing staat zelden op zichzelf, meestal spelen ook andere belemmeringen zoals laaggeletterdheid, schulden, armoede en inburgering een rol. Gemeenten kiezen daarom voor een samenhangende aanpak die past bij de persoon. Dit blijkt ook uit de eerste verkenning van het CBS.

CBS verkenning

Uit de CBS verkenning blijkt dat gemeenten kijken of personen ‘leerbaar’ zijn (over weinig leervermogen beschikken), of kijken naar welke (taal-)vaardigheden zij nog nodig hebben voor de uitstroom naar werk. Dit bekijken ze in het breder kader van participatie en re-integratie.

Die aanpak sluit aan bij de opdracht aan gemeenten: mensen laten meedoen in de maatschappij, liefst in de vorm van betaald werk. Een eventueel taaltraject moet derhalve aansluiten bij het soort werk en het leervermogen van een persoon.

‘Leerbaarheid’

Personen die niet ‘leerbaar’ zijn, of die bekend zijn met schulden, ziekte (medische indicatie), zware psychische problematiek worden ontheven van de inspanningsverplichting en hoeven geen taaltoets te doen. Wanneer de taalbeheersing onvoldoende is en er wel gewerkt kan worden aan de taalvaardigheden, volgt ondersteuning via ‘formele’ en ‘informele’ taaltrajecten.

Nadruk op toetsing

VNG en Divosa zouden graag zien dat de Wet Taaleis zo ingericht wordt dat het de huidige praktijk van gemeenten versterkt. Juist door variatie toe te staan in de generieke eis van taalbeheersing op niveau 1F en daar ook de trajecten op aan te laten sluiten, kunnen gemeenten de maatschappelijke opgave om mensen naar werk te begeleiden invullen. In de huidige vorm ligt de nadruk te veel op toetsing. VNG en Divosa hebben in 2014 hun bezwaren in een position paper geuit richting het ministerie van SZW, Tweede en Eerste Kamer.

Opgelegd

In De Volkskrant vat bijzonder hoogleraar actief burgerschap, Monique Kremer, aan de Universiteit van Amsterdam het treffend samen: ‘De taaleis is niet door de gemeenten bedacht maar door het Rijk opgelegd. De eis is nauwelijks te controleren en er is eigenlijk geen budget voor specifieke scholing. Taalles wordt vaak overgelaten aan vrijwilligers. Maar Nederlands leren gaat het best in combinatie met werk of vrijwilligerswerk.’

In gesprek

Gemeenten willen met de staatssecretaris in gesprek over de wet. Uitgangspunt is dat mensen met een uitkering goed taalonderwijs moeten kunnen krijgen. Dat aanbod moet aansluiten bij hun leerbaarheid, vaardigheden en arbeidsmarktperspectief.

Dat het Rijk bij de invoering van de Wet Taaleis geen uitvoeringsmiddelen beschikbaar heeft gesteld, belemmert gemeenten. Door stapeling van bezuinigingen in de Participatiewet en steeds meer gedetailleerde wet- en regelgeving stellen gemeenten prioriteiten in de uitvoering.