Grotere kans op een baan voor jonggehandicapte onder Participatiewet

In december van het jaar na instroom is van de 18-jarige jonggehandicapten onder de Participatiewet 27 procent aan het werk, versus 22 procent van de 18-jarige jonggehandicapten in de Wajong (een stijging van 5 procentpunt). De groei in banen voor jonggehandicapten onder de Participatiewet zit vooral in deeltijd en flexibele banen en contracten voor bepaalde tijd. Vaste contracten komen maar weinig voor. Gemeenten richten zich met name op jonggehandicapten die van het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs (VSO/PrO) afkomen. Bovendien worden zij die van het VSO/PrO komen automatisch ingeschreven in het doelgroepregister, waardoor werkgevers gestimuleerd worden om hen aan te nemen. De inspanningen van gemeenten en werkgevers komt dus naar verwachting het sterkst tot uiting in deze groep. Jonggehandicapten met een VSO- of PrO-verleden worden zonder beoordeling opgenomen in het doelgroepregister wanneer zij een Aanvraag Beoordeling Arbeidsvermogen (ABA) bij UWV indienen. Jongeren in het doelgroepregister zijn makkelijker te bemiddelen, omdat voor hen een no-riskpolis bij ziekte geldt. Dit betekent dat de werkgever geen loon hoeft door te betalen bij ziekte, maar dat UWV een ZW-uitkering betaalt.

Kleiner beroep op uitkering onder Participatiewet

Opvallend is dat de nieuwe doelgroep weinig beroep doet op de bijstand (15 procent). Dit komt voornamelijk doordat 60 procent van de jongeren op 18-jarige leeftijd nog onderwijs volgt en daarom (nog) niet in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering. In totaal zit maximaal 94 procent van de nieuwe doelgroep in december 2015  op school, werkt en/of ontvangt inkomsten uit een uitkering. Doordat er mogelijk overlap is tussen studie, werk en uitkering is niet precies te zeggen welk deel van de jonggehandicapten op hun 18e niet meer in beeld is.

Samenwerking moet beter

Gemeenten komen in contact met werkgevers via zowel het werkgeversservicepunt (WSP) als de afdeling die verantwoordelijk is voor de begeleiding van jongeren met een beperking. Zij delen samen een verantwoordelijkheid om vacatures te vinden voor de doelgroep. De samenwerking tussen gemeenten en het WSP van gemeenten en UWV behoeft nog aandacht, onder andere omdat contact met de jongere en contact met de werkgever bij verschillende afdelingen belegd is die met elkaar en met UWV-medewerkers van het WSP concurreren om schaarse banen voor (jong)gehandicapten.

Scala aan dienstverlening

De dienstverlening die de gemeente inzet is ingegeven door de afstand tot de arbeidsmarkt van de jongere. De dienstverlening bestaat onder andere uit loonkostensubsidie en jobcoaches voor jonggehandicapten die arbeidsfit zijn, en cursussen en leerstages voor jongeren die nog niet arbeidsfit zijn. Gemeenten werken bij het aanbod van dienstverlening samen met externe partijen. In vergelijking met UWV besteden de onderzochte gemeenten minder werk uit aan gespecialiseerde re-integratiebedrijven. De onderzochte gemeenten lijken zich in hun dienstverlening meer in te spannen voor jongeren met een relatief kleine afstand tot de arbeidsmarkt. Hier kunnen zij het meest op besparen omdat deze jongeren minder loonkostensubsidie nodig hebben om aan de slag te kunnen. De (geregistreerde) dienstverlening die de gemeente inzet voor jonggehandicapten is zeer beperkt van omvang. De dienstverlening is pas in 2016 goed op gang gekomen. Beschut werk wordt nog nauwelijks ingezet: in maart 2017 waren 250 jongeren aan het werk op een beschutte werkplek.

Minder criminaliteit, geen effect op woonsituatie, snellere uitstroom uit speciaal onderwijs

Het aantal contacten met justitie van jonggehandicapten daalt sinds de invoering van de Participatiewet. Dit hangt samen met het feit dat werk de kans op een misstap of recidive aanzienlijk vermindert. De thuissituatie van jonggehandicapten verandert nauwelijks onder de Participatiewet. Onder de Participatiewet blijft het aandeel 18-jarige jonggehandicapten dat onderwijs volgt gelijk. Dit komt vooral doordat leerlingen weliswaar sneller uitstromen uit het speciaal onderwijs en praktijkonderwijs maar ook vaker instromen in het MBO. De hogere doorstroom naar een MBO-opleiding is het sterkst voor jonggehandicapten uit het praktijkonderwijs.