Vrijwel alle bedrijfstakken kennen seizoensverschillen in werkgelegenheid, maar deze zijn het best zichtbaar in de landbouw en de horeca. Zo vertoont het aantal werknemersbanen in de land- en tuinbouw een heel regelmatig patroon. Tussen 2006 en 2016 lag dat aantal in de zomer gemiddeld 30 procent hoger dan in de winter. In januari 2015 waren er bijvoorbeeld 91 duizend banen, in juli 116 duizend. Meestal worden banencijfers gecorrigeerd voor seizoenseffecten, om ontwikkelingen over een langere periode beter in kaart te kunnen brengen.

Merendeel werknemersbanen landbouw vaste baan
In de landbouw zijn vooral de oproepbanen en de banen op basis van een tijdelijk contract onderhevig aan seizoensschommelingen, maar ook het aantal vaste banen (reguliere baan voor onbepaalde tijd) beweegt mee. Deze vaste banen komen in deze bedrijfstak het vaakst voor. Er zijn relatief weinig ouderen in loondienst bij landbouwbedrijven. Een derde van het aantal werknemersbanen in deze bedrijfstak wordt bezet door 15- tot 25-jarigen.

Minder schommeling banen horeca
In de horeca is de schommeling tussen de pieken en dalen verhoudingsgewijs kleiner dan in de landbouw. Tussen 2006 en 2016 waren er in de zomer gemiddeld 10 procent meer werknemersbanen dan in de winter. In 2015 telde de bedrijfstak 346 duizend banen in januari en 388 duizend in juli.
Ook in de horeca groeit in het hoogseizoen het aantal werknemersbanen met een tijdelijk contract, maar daarnaast neemt ook het aantal oproepbanen toe. Net als in de landbouw geldt in deze bedrijfstak dat de jongste werknemers (15 tot 25 jaar) het meest te maken hebben met seizoensinvloeden. Hoe ouder de werknemers, hoe kleiner de schommeling in het aantal banen.