Betrokkene woont in Kaapverdië en heeft een loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen. Bij besluit van 18 oktober 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 11 november 2009 geen recht meer heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering en met ingang van die datum recht heeft op een vervolguitkering ter hoogte van € 391,72 bruto per maand. Bij besluit van 7 november 2013 heeft het Uwv vastgesteld dat op de vervolguitkering een woonlandfactor van toepassing is en is de uitkering met ingang van 1 januari 2013 verlaagd naar € 302,24.

Partijen verschillen niet van mening over de vraag of de WGA-vervolguitkering geëxporteerd dient te worden, doch over de vraag of artikel 5 van het NKV toelaat of verbiedt dat deze uitkering wordt verlaagd, en dus slechts deels wordt verstrekt, bij het vestigen van de woonplaats in Kaapverdië.

De Raad ziet geen aanknopingspunten om het Uwv en de rechtbank te volgen in een uitleg waarbij het deels niet verstrekken van een verkregen uitkering op grond van artikel 5 van het NKV is toegestaan en het geheel niet verstrekken van een dergelijke uitkering niet is toegestaan. Hiervoor is in de eerste plaats van belang dat artikel 5 van het NKV geen onderscheid maakt tussen beide vormen van aantasting van de uitkering. Met de rechtbank kan worden geconstateerd dat de tekst van artikel 5 van het NKV niet identiek is aan de tekst van artikel 5 van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (NMV). In het NMV is niet alleen het intrekken doch ook expliciet het verminderen, wijzigen of schorsen van de uitkering wegens het wonen in het andere verdragsland uitgesloten. Artikel 5 van het NKV kan desalniettemin niet anders worden uitgelegd dan dat een uitkering waarop dit artikel betrekking heeft en ten aanzien waarvan de betrokkene aan alle ontstaansvoorwaarden voldoet, zonder aanpassingen aan een gerechtigde in het andere verdragsland dient te worden verstrekt.

De conclusie moet zijn dat artikel 5 van het NKV geen mogelijkheid schept de vervolguitkering te verlagen louter op de grond dat de gerechtigde zich in Kaapverdië heeft gevestigd. De toepassing van het woonlandbeginsel bij het vaststellen van de hoogte van de uitkering is hiermee in strijd.

De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.

Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.