De gemiddelde pensioenleeftijd lag begin deze eeuw nog op ongeveer 61 jaar. Sinds 2007 loopt de leeftijd waarop werknemers afzwaaien op, door veranderende wetten en regels die ervoor moesten zorgen dat er langer wordt doorgewerkt. Sindsdien is het percentage werknemers dat al voor de 65e verjaardag met pensioen gaat gehalveerd. Daar droeg ook de stelselmatige verhoging van de AOW-leeftijd sinds 2013 aan bij, aldus het CBS.

In 2006 was het grootste aantal werknemers dat met pensioen ging 60 jaar oud. Sinds 2011 is de meest gangbare leeftijd voor pensioen echter 65 jaar, inmiddels gevolgd door 66. Vorig jaar was 15 procent van de werknemers die met pensioen gingen 60 tot 63 jaar. In 2008 gold dat nog voor 61 procent van de nieuwe pensionado’s.

De pensioenleeftijd ligt het laagst bij de overheid. Ambtenaren, leraren en werknemers in de zorg gaan in doorsnee met 63 jaar en 7 maanden met pensioen. In de landbouw ligt de gemiddelde leeftijd met 67 jaar het hoogst.