Van de mensen (18 tot 75 jaar) die worden behandeld in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) heeft 51 procent werk. Het percentage werkenden is veel lager dan van alle mensen van die leeftijd (63 procent). Het aandeel mensen met een uitkering is met 37 procent juist veel hoger dan gemiddeld (14 procent). Mensen die eerstelijns geestelijke gezondheidszorg kregen, werken aanzienlijk vaker dan de mensen met tweedelijns geestelijke gezondheidszorg.

Mensen met hogere GGZ-kosten hebben vaker een uitkering
Mensen die hogere GGZ-kosten hebben – wat een indicatie kan zijn voor een zwaardere behandeling – hebben vaker geen werk en vaker een uitkering. Om die vergelijking te maken zijn de mensen die zorg krijgen op basis van de kosten voor behandeling in vier gelijke groepen verdeeld. Dan blijkt dat de groep mensen met de hoogste kosten voor geestelijke gezondheidszorg ruim twee keer zo vaak een uitkering heeft en maar half zo vaak werkt als de groep met de laagste kosten. Voor personen met de hoogste kosten ligt het aandeel dat werk heeft (35 procent) zelfs lager dan het aandeel met een uitkering (54 procent).

Vrouwen met een GGZ-behandeling werken vaker dan mannen
Zowel voor mannen als voor vrouwen geldt dat personen die een GGZ-behandeling krijgen minder vaak werk hebben. Bij mannen is dit verschil groter dan bij vrouwen. Bij 18- tot 67-jarige mannen die behandeld worden voor psychische problemen is het aandeel met werk zo’n 30 procent kleiner dan het aandeel werkenden bij alle mannen van die leeftijd. Bij vrouwen is dit bijna 20 procent. Mannen van 18 tot 46 jaar die worden behandeld voor psychische problemen werken gemiddeld minder vaak dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten met deze zorg. Het aandeel oudere mannen (46 tot 75 jaar) met zorg dat werkt is daarentegen groter dan het aandeel onder oudere vrouwen met zorg.