Rechtsgrond ondertoezichtstelling zorgt voor verwarring en vertraging

Sinds 2015 kan een kind alleen onder toezicht worden gesteld als ouders met gezag hulp onvoldoende accepteren en niet verwacht wordt dat ouders de verantwoordelijkheid voor verzorging en opvoeding van hun kind binnen een ‘aanvaardbare termijn’ kunnen dragen. 

Uit de tussenevaluatie blijkt dat de term ‘acceptatie van hulp’ voor verwarring en discussie zorgt. Dit leidt er onder andere toe dat het in het vrijwillig kader een verzoek tot onderzoek te lang achterwege blijft. In dat geval wordt pas bij een ernstige crisis om een (voorlopige) ondertoezichtstelling met machtiging uithuisplaatsing gevraagd. De onderzoeksresultaten geven aanleiding om bij het volgende evaluatiemoment nadrukkelijk aandacht te besteden aan de vraag of de rechtsgrond van de ondertoezichtstelling op dit punt aangepast moet worden.

Gezamenlijk afwegingskader gezagsbeëindigende maatregel ontbreekt

Ook de rechtsgrond van de gezagsbeëindigende maatregel is in 2015 gewijzigd door toevoeging van het bestanddeel ‘aanvaardbare termijn’. 

Uit de tussenevaluatie blijkt dat een gezamenlijk afwegingskader ontbreekt, waardoor nu op verschillende wijze invulling wordt gegeven aan deze term. Daarnaast blijkt dat rechters verschillend om gaan met de ruimte die zij van de wetgever hebben gekregen om niet over te gaan tot gezagsbeëindiging, ondanks dat aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan. 

Er wordt dan ook aanbevolen dat de ketenpartners met elkaar in gesprek gaan om tot een gezamenlijk afwegingskader te komen.  

Nader onderzoek naar reikwijdte van drangtrajecten gewenst

Uit het onderzoek komt verder naar voren dat ketenpartners nog onvoldoende zicht hebben op wat er onder de nieuwe kinderbeschermingswetgeving mogelijk is. Zo is niet altijd duidelijk dat een langdurige ondertoezichtstelling zonder uithuisplaatsing ingezet kan worden. Ook blijkt dat de invulling van een drangtraject sterk verschilt per regio en dat er vragen zijn rondom de rechtswaarborgen. Nader onderzoek is hier gewenst.

Brede toegang

Sinds 2015 is de burgemeester bevoegdheid om via de Raad voor de Kinderbescherming de noodzaak van een ondertoezichtstelling voor te leggen aan de kinderrechter.  Het verbreden van de toegang tot de rechter lijkt in de praktijk niet of nauwelijks te worden toegepast. Gemeenten en instellingen zijn niet altijd op de hoogte van deze mogelijkheid en een herkenbare procedure voor de gemeente ontbreekt. Belangrijk is dat voor ketenpartners duidelijk is wanneer tot een verzoek tot ondertoezichtstelling kan worden overgegaan.  

Eindevaluatie 2020

Er zal nader onderzoek plaatsvinden om vast te stellen of de wetgeving aangepast moet worden. In 2020 vindt de eindevaluatie plaats.