• Echtscheidingen die problematisch verlopen kunnen veel schade aanrichten bij ex-echtelieden en eventuele kinderen. Landelijk beleid ten aanzien van het voorkomen van “vechtscheidingen” zal gericht zijn op het wegnemen van knelpunten die zich voordoen bij het voorkomen van deze schade. Het belang van het kind dient te allen tijde voorop te staan, wat maakt dat het contact van het kind met de ouders en grootouders wordt bevorderd.
  • De staatscommissie herijking ouderschap heeft aanbevelingen gedaan op het terrein van juridisch meer-ouderschap, gezag en draagmoederschap. De onderzoeken zoals aanbevolen door de staatscommissie zullen worden uitgevoerd. Het gaat hierbij onder meer om de fiscale consequenties, nationaliteitsrecht, vreemdelingenrecht, erfrecht, onderhoudsverplichtingen en naamrecht. Het is vervolgens aan kabinet en Kamer om te bezien op welke wijze daaraan een vervolg moet worden gegeven. Bij wetgeving die hieruit volgt is het belang van het kind leidend.

     

  • Er wordt nader onderzoek verricht naar een verdere herijking van het familierecht. Daarbij gaat het onder meer om adoptie, echtscheiding, alimentatie en de positie van grootouders. Ook hierbij is het belang van het kind leidend.

     

  • Beperkt en begaafd, ieder kind verdient onderwijs om zichzelf maximaal te ontplooien, ook als dat extra zorg of ondersteuning vraagt. Het kabinet wil dat ouders en scholen in een gelijkwaardig gesprek een passende aanpak afspreken, daarbij ondersteund door de mogelijkheid van een onderwijsconsulent. Om te voorkomen dat kinderen tussen wal en schip vallen, willen we het aantal thuiszitters fors beperken en verzuim eerder signaleren en aanpakken. Alle samenwerkingsverbanden zullen daartoe een wettelijk verplichte doorzettingsmacht beleggen.

     

  • Ouders kunnen rekenen op ondersteuning via zwangerschapscursussen, consultatiebureaus, jeugdgezondheidszorg en scholen. Dit gebeurt binnen bestaande kaders, waarbij meer aandacht komt voor hechtingsproblematiek en opvoeding. Er moet laagdrempelige hulp en ondersteuning beschikbaar zijn, uitgaande van de eigen kracht van gezinnen.

     

  •  Als het thuis niet meer gaat, moeten kinderen kunnen rekenen op passende zorg, bij voorkeur – als dit in het belang van het kind is – in een pleeggezin of gezinshuis. Daarbij is ruimte voor innovatie. We voeren het Actieplan Pleegzorg samen met de sector voortvarend uit om voldoende pleegouders te werven en te ondersteunen.

     

  • De Jeugdwet wordt geëvalueerd met daarbij nadrukkelijk aandacht voor de jeugd-GGZ. Knelpunten die daaruit blijken, pakken we aan. De ondersteuning van de transformatie van de jeugdhulp krijgt een vervolg. We stellen de invulling hiervan vast in overleg met gemeenten en de sector en stellen hiervoor tijdelijk middelen (die optellen tot 54 miljoen euro) beschikbaar als co-financier.

     

  • Voor het behoud van specialistische jeugdhulp kan regionale samenwerking noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld om gezamenlijk in te kopen en bedrijfsprocessen en verantwoordingssystemen af te stemmen. Als gemeenten de noodzakelijk geachte samenwerking op deze terreinen niet zelf regelen, dan dwingt het Rijk dit af. Voor gecertificeerde jeugdinstellingen kunnen gemeenten kiezen voor een subsidierelatie.

     

  • Vroegtijdige signalering en open gesprekken over vermoedens van mishandeling en geweld krijgen binnen de meldcode meer aandacht in sociale wijkteams en de jeugdgezondheidszorg. Daarnaast wordt de forensische kennis op het terrein van kindermishandeling versterkt.

     

  • We brengen de groep mensen met een (licht) verstandelijke beperking, daklozen en zwerfjongeren beter in beeld en zorgen dat verschillende vormen van zorg en ondersteuning beter op elkaar aansluiten. Daarbij geven we ook aandacht aan de overgang naar volwassenheid.

     

  • Het kabinet zal extra middelen beschikbaar stellen voor het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede – in het bijzonder onder kinderen.

     

  • Speciale aandacht gaat uit naar minderjarige migranten. Het gebeurt te vaak dat kinderen in levensgevaarlijke situaties belanden. Het kabinet realiseert adequate opvang voor minderjarigen in het land van herkomst waardoor zij veilig kunnen opgroeien als zij daardoor terug kunnen keren naar het thuisland. Dit geldt dus niet bij thuislanden die als zodanig onveilig zijn (zoals bijvoorbeeld nu Syrië).

     

  • De permanente regeling voor langdurig in Nederland verblijvende kinderen (kinderpardon) blijft in haar huidige vorm gehandhaafd.