Een belangrijk doel van de Jeugdwet was om de jeugdhulp minder versnipperd te maken en de kwaliteit te verbeteren. Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer stelt dat deze doelen na drie jaar nog niet zijn bereikt: ‘Nog steeds krijgen niet alle kinderen de zorg die zij nodig hebben. De belofte van de decentralisatie van de jeugdhulp is nog lang niet ingelost.’

Het Kinderrechtenverdrag en de Jeugdwet

Door de opzet van het jeugdhulpsysteem staan fundamentele rechten van kinderen onder druk. Zo hebben gemeenten de beleidsvrijheid om de jeugdhulp naar eigen inzicht vorm te geven. In de praktijk leidt dit tot grote kwaliteitsverschillen. De Kinderombudsvrouw maakt zich zorgen: ‘Alle kinderen hebben dezelfde rechten. Het kan niet en het mag niet dat de plaats waar je woont, bepaalt welke zorg je wel en niet krijgt.’ De Rijksoverheid moet gemeenten daarom niet alleen faciliteren en ondersteunen, maar moet ook bijsturen wanneer er problemen ontstaan rond het verlenen van jeugdhulp: ‘Het Rijk is stelselverantwoordelijke voor de jeugdhulp en moet deze rol nu ook echt gaan pakken.’

De Kinderombudsvrouw stelt verder dat de ambities van de Jeugdwet, zoals het inzetten op de eigen kracht van gezinnen en het terugdringen van de zorgvraag, te veel doelen op zich zijn geworden: ‘Het uiteindelijke doel, goede hulp voor kinderen die hun ontwikkeling ondersteunt, wordt daarbij nog wel eens uit het oog verloren’, aldus de Kinderombudsvrouw. Ze heeft meerdere signalen ontvangen dat ingezet wordt op ‘eigen kracht’, zonder dat goed wordt onderzocht wat het kind nodig heeft en of de inzet van eigen kracht wel mogelijk is. Daardoor werkt de hulp niet of minder goed, stelt de Kinderombudsvrouw: ‘Elk besluit voor elk kind moet draaien om dezelfde kernvraag: is wat we nu gaan doen in het belang van dit kind?’ Om dit belang te kunnen vaststellen, moet ook aan kinderen en jongeren zelf gevraagd worden wat zij belangrijk vinden en nodig hebben.

Knelpunten in de praktijk

De Kinderombudsvrouw constateert ook een aantal knelpunten in de uitvoering van de Jeugdwet. Zo zijn er lange wachtlijsten en krijgen kinderen en jongeren die op de wachtlijst staan in de tussentijd geen passende vervangende hulp. Er is een groot tekort aan plekken voor 24-uurszorg. De kwaliteit van zowel diagnostiek als hulpverlening is niet altijd op orde en de samenwerking tussen partijen wordt niet goed gecoördineerd. Samenhangende jeugdhulp in de vorm van ‘één gezin, één plan’ is nog geen realiteit. Deze problemen worden versterkt doordat veel professionals de sector verlaten. Dit komt door onder andere de hoge werkdruk, bureaucratie en de beperkingen die worden gevoeld om kwalitatieve zorg te verlenen.

De Kinderombudsvrouw wil dat de afstemming tussen professionals verbetert en dat er afspraken worden gemaakt over wie doorzettingsmacht heeft als partijen het niet eens zijn. Ook is het belangrijk dat er jeugdhulpaanbieders, gemeenten en het Rijk in gesprek blijven over de vraag wat goede jeugdhulp mag kosten. ‘Kwaliteit kost nu eenmaal geld. In de jeugdhulp kan je niet voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Het gaat om onze kinderen. Zij moeten alle hulp krijgen die zij nodig hebben’, aldus de Kinderombudsvrouw.