De inspectie is van oordeel dat de Nederlandse Adoptie Stichting in dit geval niet volledig heeft gehandeld volgens de verwachtingen van de inspectie en de eisen uit het Kwaliteitskader vergunninghouders interlandelijke adoptie ten aanzien van het verzamelen van een compleet, actueel en betrouwbaar beeld van de kinderen. De inspectie vindt dat de Nederlandse Adoptie Stichting zich meer had moeten inspannen om uitsluitsel te krijgen over de aanwezigheid van aandoeningen die kunnen samenhangen met de achtergrond van deze kinderen. De inspectie heeft de stichting gevraagd een aantal verbeteringen in haar werkwijze aan te brengen en de inspectie hierover te informeren.

Het handelen van de Raad voor de Kinderbescherming en de Centrale autoriteit voldoet grotendeels aan de verwachtingen van de inspectie.

De inspectie verwacht van de Raad voor de Kinderbescherming dat deze alle medewerkers die met interlandelijke adoptie te maken hebben instrueert op welke wijze een onderzoek naar de draagkracht van aspirant-adoptiefouders moet worden uitgevoerd. Zo kan soms worden volstaan met een gesprek met de aspirant-adoptiefouders, maar in andere gevallen kan het wenselijk zijn de beide aspirant-adoptiefouders afzonderlijk te spreken en/of informatie ook elders in te winnen.

De inspectie heeft de Centrale autoriteit gevraagd een werkwijze op te stellen om ervoor te zorgen dat dergelijke complexe casussen voortaan systematisch worden geëvalueerd met de betrokken instanties en dat hieruit lering wordt getrokken. De Centrale autoriteit heeft de inspectie inmiddels geïnformeerd dat zij een dergelijke werkwijze heeft doorgevoerd.