De nieuwe Wet inburgering 2021 treedt op 1 januari 2022 in werking.[1] Deze wet introduceert het persoonlijk plan inburgering en participatie (hierna: PIP). Het PIP beschrijft op welke manier een inburgeringsplichtige aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen. Voor inburgeringsplichtigen met een bijstandsuitkering bevat het ook bepaalde beschikkingen op grond van de Participatiewet. In deze bijdrage staat centraal welke sanctie kan worden opgelegd als een verplichting uit het PIP niet wordt nagekomen. Is het afstemmen van de bijstand mogelijk? Kan een boete op grond van de Wet inburgering worden opgelegd? En wanneer zijn beiden mogelijk?

Wat is het PIP? Onderscheid tussen PIP in enge en PIP in brede zin

In het PIP is opgenomen hoe een inburgeringsplichtige aan zijn inburgeringsplicht moet voldoen. De te volgen leerroute is daarin bijvoorbeeld beschreven. Ook kan worden gedacht aan afspraken met de inburgeringsplichtige over het deelnemen van zijn of haar kind aan de voorschoolse of vroegschoolse educatie. Dit is het PIP in enge zin. Het gaat hier alleen om verplichtingen die betrekking hebben op het inburgeren.

Heeft de inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering? Dan worden ook bepaalde beschikkingen op grond van de Participatiewet toegevoegd aan het PIP. Dan wordt gesproken over het PIP in brede zin. Het gaat om beschikkingen over de arbeids- en re-integratieverplichtingen. En om de eventuele ontzorgingsbeschikking.[2]

Wanneer kan afstemmen? Wanneer een boete?

Is een verplichting uit het PIP in enge zin geschonden? Dan wordt een boete op grond van de Wet inburgering opgelegd. Het gaat immers om schending van een verplichting opgelegd op grond van de Wet inburgering. De hoogte van de boete bedraagt maximaal € 800.

Wordt een verplichting geschonden die is opgelegd op grond van de Participatiewet? Dan wordt de bijstand bij wijze van maatregel afgestemd. De hoogte en duur van de maatregel is afhankelijk van het gemeentelijk beleid daarover, opgenomen in de afstemmingsverordening. Daarbij maakt het niet uit dat de beschikkingen deel uit maken van het PIP in brede zin uit de Wet inburgering. De verplichting is immers niet opgelegd op grond van de Wet inburgering, maar op grond van de Participatiewet. Daarom vindt sanctionering plaats via de Participatiewet.

Dit betekent automatisch dat alleen de onderdelen uit het PIP in enge zin een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit zijn. De eerder op grond van de Participatiewet genomen beschikkingen worden toegevoegd aan het PIP in brede zin, maar zijn daardoor niet opnieuw vatbaar voor bezwaar en beroep. Daartegen kon worden opgekomen op het moment dat de beschikking op grond van de Participatiewet is afgegeven.

Samenloop boete en afstemmen

Het kan voorkomen dat er overlap is tussen verplichtingen opgelegd op grond van de Wet inburgering enerzijds en de Participatiewet anderzijds. Te denken valt aan het niet verschijnen bij de aangeboden inburgeringscursus. Of aan het niet deelnemen aan de module arbeidsmarkt en participatie. In dat geval wordt zowel een verplichting uit het PIP niet nagekomen als de verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Ook kan worden gedacht aan het niet voldoen aan de taaleis enerzijds en het niet binnen de driejaarstermijn succesvol afronden van de inburgeringscursus anderzijds.

In die gevallen kan in theorie zowel de bijstand worden afgestemd als een boete op grond van de Wet inburgering worden opgelegd. Maar er is voorzien in een samenloopregeling.[3] Daarin is bepaald dat een boete achterwege blijft als voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering is verlaagd.

Zolang de bijstandsuitkering nog niet is verlaagd, is dus toch een boete op grond van de Wet inburgering 2021 mogelijk. De samenloopregeling is daarom niet sluitend. De inburgeringsboete kan daarna in theorie worden gevolgd door een verlaging van de bijstandsuitkering. Een verlaging zal doorgaans niet worden opgelegd. Dit bijvoorbeeld omdat het tweemaal sanctioneren van dezelfde gedraging niet evenredig is. Om problemen met samenloop te voorkomen, is het aan te bevelen in gemeentelijk beleid een aanvulling op de wettelijke samenloopregeling op te nemen: als de gemeente voor dezelfde gedraging de bijstand kan verlagen én een boete op grond van de Wet inburgering 2021 kan opleggen, wordt ervoor gekozen de bijstand te verlagen en geen boete op te leggen.

 

De samenloopregeling is daarom niet sluitend

Conclusie
Het interessante van het per 1 januari 2022 in te voeren PIP is dat het zowel verplichtingen vanuit de Wet inburgering als verplichtingen uit de Participatiewet bevat. Als geen sprake is van samenloop, vindt sanctionering plaats vanuit de wet waartoe de verplichting die is geschonden, hoort. Bij samenloop waarbij eenzelfde gedraging leidt tot schending van een verplichting uit beide wetten, voorziet de wet erin dat geen boete wordt opgelegd als afstemming al heeft plaatsgevonden. Deze oplossing uit de wet is niet helemaal sluitend. Daarom is het aan te bevelen in gemeentelijk beleid – de beleidsregels inburgering en de afstemmingsverordening Participatiewet – hierover nog een bepaling op te nemen.

[1] Zie de opinie ‘Inburgeringsplichtig onder het oude of het nieuwe inburgeringsstelsel?’ van mr. Denise Maas-Last voor wie dit nieuwe inburgeringsstelsel gaat gelden.

[2] Zie over ontzorgen ook de opinie van mr. Guido le Noble: Het nieuwe inburgeringsstelsel. Aandachtspunten bij ‘ontzorgen’.

[3] artikel 27 Wet inburgering 2021.