De eigenaar van de grond in Zeeuws-Vlaanderen had bezwaar gemaakt tegen de plannen van de Nederlandse staat omdat hij de grond wil behouden of zelf ontpolderen. Omdat beide partijen niet tot een overeenstemming konden komen over de verkoop van de grond, besloot de staat tot onteigening. De grondeigenaar stapte daarop naar de rechter, die gaf hem geen gelijk, waarop hij naar de Hoge Raad ging.

Schadevergoeding

Omdat ook de Hoge Raad de grondeigenaar niet in het gelijk stelde, is de onteigening nu definitef. Wel moet er nog verder geprocedeerd worden over de schadevergoeding voor de eigenaar.

De advocaat-generaal had overigens september vorig jaar de Hoge Raad geadviseerd dat er opnieuw naar het besluit gekeken zou moeten worden. Hij vond namelijk dat de rechtbank in zijn uitspraak van 8 juni 2016 het Koninklijk Besluit niet streng genoeg heeft gecontroleerd. Hoewel de Hoge Raad meestal het advies overneemt, komt het nu tot een ander oordeel en verwerpt daarmee het cassatieberoep. ,,De Hoge Raad is van oordeel dat de staat het alternatief van zelfrealisatie mocht afwijzen omdat het gaat om grootschalige infrastructurele werken, waaronder waterkeringen waarmee de openbare veiligheid is gemoeid”, staat in de toelichting.

Natuurgebied

De overheid wil de Hedwigepolder ontpolderen. Het Rijk en de provincie Zeeland zetten de polder onder water, waardoor 295 hectare landbouwgrond weer natuurgebied wordt. Nederland heeft met België afgesproken dat de polder onder water wordt gezet als compensatie voor het uitdiepen van de Westerschelde, de toegang tot de Antwerpse havens.